Bij de start van de plaatsing in een kleinschalige woongroep van Levvel wordt met de school van herkomst dan wel de school van de toekomst een onderwijsprogramma op maat gemaakt voor de periode bij OnderwijsPlus. Zo kort als mogelijk geven we onderwijs op de woongroep, zo snel als het kan daarbuiten. Een ononderbroken schoolloopbaan staat hierbij voorop.
Binnen het voortgezet onderwijs, mbo en PrO krijgt iedere jongere onderwijs op maat. Dat betekent dat wij rekening houden met eigen niveau, tempo, eerder verworven competenties en richting.
2.1 Praktijkonderwijs (PrO)
Het doel van het PrO is dat de jongeren basisvaardigheden verwerven, die ze later in hun persoonlijke leven en in de werksituatie kunnen toepassen. Het PrO legt de nadruk op sociale redzaamheid, emotionele ontwikkeling en begeleiding naar arbeid. Het leidt jongeren op voor wonen, werken, burgerschap en vrije tijd. Sommige jongeren stromen door of halen binnen het praktijkonderwijs een praktijkcertificaat van de opleiding mbo 1.
We sluiten bij OnderwijsPlus zo dicht mogelijk aan bij de mogelijkheden van jongeren. In de onderbouw krijgen jongeren naar verhouding veel theorieonderwijs, maar altijd vanuit een praktische insteek. Richting de bovenbouw wordt het onderwijs steeds minder theoretisch. Jongeren kunnen een externe stage in een andere uitstroomsector lopen. Het PrO kent Nederlandse taal, rekenniveaus 1F-2F, Engelse taalniveaus A1-A2 en burgerschapsdoelen.
We verdelen PrO onder in:
- Onderbouw (13-14 jaar): Hier ligt de nadruk op praktische basisvaardigheden. Het is gericht op de gebieden wonen, vrije tijd en werk en op (praktische) oriëntatie op de sectoren.
- Middenbouw (15-16 jaar): Hier ligt de nadruk op (praktische) oriëntatie op werk in (één van) de sectoren. Vooral op algemene, sectorgerichte competenties en op onderhoud, verdieping en verbreding van zelfredzaamheidscompetenties.
- Bovenbouw (17-18 jaar): Hier ligt nadruk op voorbereiding op arbeid en zelfstandig functioneren in de maatschappij.
2.2 Meisjesonderwijs (Pinq)
Jongeren binnen het genderspecifieke meisjesonderwijs kunnen PrO, voortgezet onderwijs of mbo volgen. De groepen waar dit plaatsvindt heten Pinq intensief, Pinq open-plus en Pinq open. De meiden bij Pinq krijgen een intensief dagprogramma met onderwijs, sport, behandeling en vrijetijdsbesteding. Veiligheid en bescherming staan altijd voorop. Komend schooljaar willen wij uitkijken naar een externe onderwijslocatie voor de groepen van Pinq.
2.3 Voortgezet onderwijs
- Onderbouw
Voor de jongeren in het voortgezet onderwijs, zijn de kerndoelen voortgezet (speciaal) onderwijs een uitgangspunt voor het onderwijsaanbod. Verschillende docenten zijn verantwoordelijk voor het invullen van de AVO-vakken (Algemeen Vormend Onderwijs): Nederlands, rekenen en de vaklessen. Samen zorgen zij voor de toetsing daarvan.
- Bovenbouw
Na de oriëntatiefase in de onderbouw, bepalen persoonlijke interesse en de capaciteiten van jongeren in belangrijke mate wat het vervolgonderwijs en de vervolgrichting van de jongere wordt. In de bovenbouw werken de jongeren aan doorstroming en het behalen van certificaten en/of een diploma. De bovenbouwjongeren krijgen les van (vak)docenten. Verschillende docenten zijn verantwoordelijk voor de invulling van zowel de avo-vakken als de vaklessen. Samen zorgen zij voor de toetsing en (indien van toepassing) de afsluiting daarvan.
- Vmbo
Het vmbo kent verschillende niveaus:
Basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg
Voor jongeren die graag met hun handen werken en zich voorbereiden op middelbare beroepsopleidingen niveau 2 of 3;
Gemengde leerweg
Voor jongeren die wat makkelijker leren en toewerken naar een beroepsopleiding niveau 3;
Theoretische leerweg (vmbo-t)
Voor jongeren die weinig tot geen moeite hebben met studeren en zich voorbereiden op havo of op een middelbare beroepsopleiding niveau 3 of 4. Een mbo niveau 4-opleiding biedt net als de havo toegang tot (de meeste) hbo-opleidingen.
Het onderwijs van OnderwijsPlus kan niet volledig aansluiten op het vakkenpakket van de verschillende richtingen. Daarvoor is de school te klein en te divers. Binnen het basisdeel van b/k/g zijn wiskunde, cultuureducatie, Nederlands, Engels en gym verplichte vakken. Naast dit basisdeel zijn er sectorvakken vastgelegd. Leerlingen houden een eigen portfolio bij. Hierdoor zijn leerlingen meer betrokken en voelen ze zich verantwoordelijk voor hun schoolwerk. Bovendien hebben zij meer zicht op hun vorderingen.
In de theoretische leerweg staat theoretische kennis centraal:
2.4 Entree-opleiding
Jongeren zonder een diploma voortgezet onderwijs kunnen, wanneer zij 16 jaar zijn, een Entree-opleiding volgen. Wel moet duidelijk zijn dat de jongere in staat is de Entree-opleiding met succes af te ronden.
Entree-opleidingen bereiden leerlingen voor op assisterende functies op de arbeidsmarkt of op doorstroming naar een mbo-2-opleiding. Jongeren krijgen onderwijs op school en in de beroepspraktijk. Zij krijgen individuele coaching en loopbaanbegeleiding. Hierdoor behalen jongeren meer resultaten in hun opleidingen.
Binnen het Entree-onderwijs van OnderwijsPlus kunnen jongeren de volgende uitstroomrichtingen kiezen en examineren:
- Assistent bouwen, wonen en onderhoud
- Assistent dienstverlening en zorg
- Assistent horeca, voeding of voedingsindustrie
- Assistent installatie- en constructietechniek
- Assistent logistiek
- Assistent mobiliteitsbranche
- Assistent plant of (groene) leefomgeving
- Assistent procestechniek
- Assistent verkoop/retail
Voor de uitstroomrichtingen Assistent dienstverlening en zorg (assistent kapper) en Assistent horeca, voeding en voedingsindustrie kunnen de leerlingen praktijkvakken volgen bij OnderwijsPlus.
Voor jongeren die al een mbo-opleiding volgen, zoeken we contact met de school van herkomst. Met het eigen werk dat van die school wordt verkregen, vervolgen jongeren die opleiding.
2.5 Leren & Ontwikkelen
Naast het onderwijs wordt binnen de kleinschalige JeugdzorgPlus groepen van Levvel gewerkt aan Leren & Ontwikkelen, waarbij docenten, behandelaren, pedagogisch medewerkers en andere onderwijsbetrokkenen nauw met elkaar samenwerken. Het programma vertegenwoordigt een nieuwe visie op leren, behandelen, trainen en op talentontwikkeling. Jongeren leren niet alleen op school, maar de hele dag door. Hetzelfde geldt voor de orthopedagogische behandeling. Dit gebeurt niet alleen op de groep en tijdens de behandeling, maar ook op school en bij het leren. Binnen het programma zijn de uitgangspunten van alle onderdelen identiek: groei, structuur, ondersteuning en sfeer. Naast reguliere schoolvakken volgen jongeren elke dag workshops, trainingen, therapieën en diverse cursussen die belangrijk zijn voor hun toekomst. Jongeren krijgen een traject op maat. Dat traject is gericht op de (school)loopbaan, toekomst en het perspectief van jongeren. Binnen het programma zijn verhoudingen tussen onderwijs en privé conform ‘het normale leven’ buiten de instelling.
In 48 van de 52 weken maakt onderwijs deel uit van het geïntegreerde geheel met de zorg. Binnen het programma werken jongeren aan het aanleren van zogenaamde life skills voor dagelijks leven. Een voorbeeld hiervan is het onderdeel studievaardigheden.
2.6 Mentor
Elke jongere heeft een mentor. De mentor is verantwoordelijk voor de mentorlessen, oudercontacten en leerling-gesprekken. De mentor is ook verantwoordelijk voor het handelingsplan, het plan waarin de begeleiding en aanpak van de leerling beschreven staat.
De mentor is de belangrijkste schakel tussen school, de jongere, groepsleiding, stageplek en ouders. Ook heeft de mentor overleg en afstemming met de begeleiding en andere functionarissen van Levvel en waar nodig ook hulpverleners daarbuiten.
2.7 Niveaubepaling
Wij brengen het onderwijsniveau en -functioneren van de jongeren op verschillende manieren in kaart:
- We verzamelen de gegevens van de school van herkomst.
- We doen een intake op zorggebied en op onderwijs. Op basis hiervan schatten we het onderwijsniveau, de onderwijsbehoefte en de zorg in, die een jongere nodig heeft om zijn opleiding te kunnen herstarten, te vervolgen of deze af te ronden.
- Op dit ingeschatte niveau wordt een jongere getoetst. Die toets is een zogenaamde 0-meting bij binnenkomst. De vakken die bij deze meting worden getoetst zijn: Nederlands, Engels en rekenen.
Zo kunnen wij maatwerk en passend onderwijs leveren.
2.8 Stage
Alle jongeren die mbo-onderwijs volgen, lopen stage. Stage wordt aangemerkt als onderwijstijd. Tijdens stage leren jongeren hun beroep in de beroepspraktijkvorming (BPV). Binnen het mbo wordt stage daarom BPV genoemd. De BPV is meebepalend voor de examinering en diplomering. Geen of onvoldoende BPV-uren betekent geen diploma. Ook in het PrO lopen jongeren al stage, dit willen we verder uitbouwen. Voor de andere typen onderwijs werken we eveneens aan stages.
Stages worden gefaseerd opgebouwd. De jongere begint met een interne stage binnen de school, bedoeld om binnen de vertrouwde omgeving werkervaring op te doen. De jongeren krijgen opdrachten van hun docent die zij in groepsverband of alleen uitvoeren. Interne stages bereiden leerlingen voor op verschillende soorten externe stages:
1. Snuffelstage
Een korte stage waarbij de jongere kennismaakt met de verschillende kanten van een beroep. Een snuffelstage is niet gericht op het aanleren van beroepsvaardigheden. Wél op het verkrijgen van een eerste indruk van de beroepspraktijk en hoe het er in het werkende leven aan toe gaat. Ook krijgen jongeren een beeld van de mogelijkheden van een beroep.
2. Arbeidsoriënterende stage
Deze stage biedt de gelegenheid werkervaring op te doen. De stagebegeleider in het bedrijf helpt daarbij. Jongeren leren bijvoorbeeld samen te werken met collega’s, zelfstandig te handelen en in een bepaald tempo te werken. Een op arbeid georiënterende stage is niet gericht op het aanleren van beroepsvaardigheden. Wél om te ontdekken hoe het is om te werken.
3. Beroepsvoorbereidende stage
Bereidt jongeren voor op het werken binnen een bepaalde sector van de arbeidsmarkt. Jongeren ontwikkelen een goede werkhouding, doen specifieke werkervaring op en oefenen beroepsvaardigheden uit die ze op school hebben geleerd. Jongeren kunnen op deze manier ervaren of ze een juiste keuze hebben gemaakt en of de dagelijkse beroepspraktijk is zoals zij die zich hadden voorgesteld.
4. Leerwerktraject
In de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo kunnen jongeren deelnemen aan een leerwerktraject. Dit houdt in dat jongeren in het derde en vierde leerjaar van hun vmbo-opleiding minder vakken op school volgen en dat deel van het onderwijsprogramma bij een bedrijf volgen. Jongeren die een leerwerktraject volgen, doen dat in de vorm van een onbetaalde stage of in de vorm van een betaalde leerbaan (leerwerkplek). Aan het eind van het leerwerktraject doet de leerling in elk geval examen in het beroepsgerichte programma (vergelijkbaar met Entree) en in Nederlands. Met een dergelijk diploma kunnen jongeren doorstromen naar een mbo 2-opleiding binnen dezelfde sector. Deze combinatie van werken en leren vergroot de kansen op het behalen van een startkwalificatie op niveau 2 en maakt het eenvoudiger om daarna door te stromen naar het mbo.
OnderwijsPlus heeft een stagecoördinator. Deze organiseert de stages en houdt onder meer contact met de stagebedrijven. In overleg met de mentoren vangt een leerling een stage aan.
2.9 Schooltijden
Alle jongeren krijgen een gepersonaliseerd integraal dagprogramma. Dit bestaat uit lessen, cursussen, projecten, stage en andere vormen van leren. Hierbij kan gedacht worden aan e-learning of een keuzeonderdeel dat jongeren niet per se in of tijdens de schooluren volgen.
Het jaarrooster wordt aan het begin van het schooljaar vastgesteld. Dagelijks wordt aan de leefgroepen een dagrooster uitgereikt waarin de eventuele aanpassingen en bijzonderheden vermeld staan.
Stage en Beroepspraktijkvorming (BPV) vallen onder de noemer schooltijd. De stage- en BPV-tijden zijn opgenomen in het stage- of BPV-contract. Deze tijden kunnen verschillend zijn omdat de arbeidstijden van het bedrijf worden aangehouden. Weekenden zijn daarvan niet uitgezonderd.
2.10 Lesuitval
Het kan natuurlijk voorkomen dat een docent ziek is. Wij kijken dan of er collega’s zijn die de les kunnen overnemen. Uitgangspunt is dat de leerlingen niet naar de groep worden gestuurd. Bij langdurige ziekte en zwangerschapsverlof zoeken we een vervanger. In het speciaal onderwijs stellen wij extra eisen aan onze docenten. Zij moeten over zowel didactische als pedagogische kennis en vaardigheden beschikken.